woensdag 25 juni 2014

verslaving versus dwangneurose



Dwanghandelingen zijn handelingen (compulsies) die een persoon telkens op dezelfde manier moet uitvoeren. Een voorbeeld hiervan is vijf keer controleren of de persoon het gas ook wel heeft uitgezet, de deur heeft afgesloten o.i.d. (Trimbos Instituut, 2011).

Dwanggedachten (obsessies) zijn gedachten die een persoon heeft maar eigenlijk niet wil hebben, omdat hij/zij deze gedachten vreemd of overdreven vindt. Deze gedachten kan de persoon in kwestie ook niet voorkomen, hierdoor kan OCD angst of lijden veroorzaken bij de persoon in kwestie. OCD is een angststoornis (Trimbos Instituut, 2011).

Er bestaan verschillende overeenkomsten tussen een verslaving en een dwangneurose. Een dwangneurose (ook wel een obsessieve-compulsieve stoornis of OCD genoemd) is een stoornis waarbij een persoon last heeft van steeds terugkerende dwanghandelingen en/of dwanggedachten
(Trimbos Instituut, 2011).


Het belangrijkste verschil tussen een verslaving en een dwangneurose is dat iemand met dwangneurose, geen genot ervaart na het uitvoeren van hun handeling. Het uitvoeren van die handeling geeft de persoon misschien een tijdje een opgelucht gevoel, maar ze halen geen plezier uit deze handeling. Iemand met een verslaving ervaart na het uitvoeren van de bepaalde handeling waar hij/zij aan verslaafd is wel een bepaald genot (OCDforum, 2013).

wist je datjes


Wanneer ben je eigenlijk verslaafd?


Bij een verslaving verliest de gebruiker de controle over het gebruik. Er is sprake van een (beginnende) verslaving als u:
  • herhaaldelijk merkt dat u meer gebruikt dan u zich heeft voorgenomen, 
  • niet kunt stoppen 
  • een groot deel van de dag (in gedachten of in het echt) bezig bent met gebruik. We spreken hier over genotmiddelen, maar je kunt ook verslaafd raken aan een activiteit, zoals gokken, internet of gamen

Wanneer ben je verslavingsgevoelig?


Veel mensen zijn geneigd te denken dat verslaafden zwakke types zijn met weinig doorzettingsvermogen. Ze zijn er zelf bij als ze het probleem veroorzaken, en moeten dus niet zeuren als ze in de goot belanden. Volgens de meeste wetenschappers is dat een onterechte veronderstelling. Verslaafden zijn geen slapjanussen. Het zijn pechvogels, jammerlijk geboren met een hunkerbrein.

De belangrijkste factor voor het ontstaan van een verslaving ligt in het brein. Preciezer: in de gevoeligheid van de nucleus accumbens, het ‘genotcircuitje’ diep in een gedeelte van onze hersenen dat evolutionair gezien al heel oud is. Wanneer we iets doen dat goed is voor overleving – eten, drinken, seks hebben –, zorgt dat circuitje voor het vrijkomen van de neurotransmitter dopamine. Dit geluksstofje geeft een lekker gevoel en motiveert bovendien om hetzelfde gedrag te herhalen. Het schreeuwt als het ware: ‘Ja, dat was fijn! Nog een keer!’ Hoe sterk iemand dat euforische verlangen ervaart, hangt af van het aantal dopamine­receptoren. Over het algemeen geldt: hoe meer van die receptoren, hoe minder dopamine er nodig is voor hetzelfde effect. Mensen met veel dopaminereceptoren vinden deze stimulatie al snel too much. Zij halen al zoveel plezier uit gewone dingen, dat ze extra stimulatie niet nodig hebben of zelfs onplezierig vinden. Voor mensen met minder receptoren is overstimulatie juist fijn: ze raken in extase op een manier die ze normaal nooit meemaken. Mensen met een lage receptordichtheid vallen dus eerder voor de verleidingen van drugs. Het vervelende is dat verslavende stofjes bij herhaald gebruik het aantal dopaminereceptoren nog eens extra verlagen. Dit noem je downregulatie. Gebruikers met een toch al een zwak receptor­systeem hebben nu nog sterkere prikkels nodig om zich prettig te voelen. Dus nemen ze een hogere dosis, waardoor het aantal receptoren nóg meer afneemt – en een verslaving is geboren. (Hout, van den, 2007)

dinsdag 27 mei 2014

Het leven met een gokverslaving

Persoon H. vertelt over zijn gokverslaving
Afgelopen week had onze tutor iemand uitgenodigd om tijdens onze les te komen vertellen over zijn gokverslaving. Deze meneer zullen we i.v.m. zijn privacy persoon H. noemen. Persoon H. wilde zijn ervaringen over de heersende beeldvorming over mensen met een gokverslaving graag met ons delen. Volgens hem is er nog maar weinig bekend over gokverslaving. Gokverslaving krijgt over het algemeen weinig aandacht en hij vindt het wel belangrijk dat hier informatie over wordt gegeven. Op scholen wordt er bijvoorbeeld wel verteld over alcohol- en drugsverslavingen en wat de effecten daarvan kunnen zijn, maar niet over gokverslaving. Hij vertelde ook dat hij het voor ons als eerstejaars Social Workers belangrijk vond dat we al iets afweten van deze problematiek. In het 
werkveld zullen we tenslotte ook te maken kunnen krijgen met mensen met een gokverslaving.  

Op achttienjarige leeftijd is persoon H. voor het eerst in aanraking gekomen met het gokken. Hij had twee oudere broers die hem graag meenamen naar het casino. Hij begon met het spelen op fruitkasten, maar later zette hij vooral geld in bij roulette. Toen zijn verslaving het ergste was ging hij elke dag naar het casino. Hij nam dan al het geld mee dat hij op dat moment bezat. Als zijn geld op was ging hij allerlei manieren zoeken om aan geld te komen. In die tijd was persoon H. ook verslaafd aan alcohol en leefde hij op straat. Hierdoor kwam hij meerdere keren in aanraking met de politie. Op een gegeven moment werd hij in zekere zin gedwongen te stoppen met alcohol drinken. Als hij dit niet zou doen stonden hem namelijk meerdere geldboetes en een gevangenisstraf te wachten. Persoon H. vertelt: “Die stok achter de deur was erg belangrijk voor mij, die heeft ervoor gezorgd dat ik geheel op eigen kracht gestopt ben met alcohol drinken.” Het geloof heeft hier ook een rol in gespeeld. Van thuis uit is hij niet echt gelovig, maar hij is een tijdje met een vriendin mee geweest naar een vrije kerk. Daar heeft hij geleerd om dingen beter te kunnen relativeren.
Verder zegt hij dat het voor hem ook erg belangrijk is om afleiding te hebben. Zelf zoekt hij graag afleiding in het praten met mensen, tv kijken of puzzels maken in zijn puzzelboek. Op dit moment is persoon H. nog niet van zijn gokverslaving af. Hij gaat wekelijks naar gokhallen zoals Fairplay. Het liefst bezoekt hij geen gokhallen in zijn eigen woonplaats. Hij heeft hier namelijk geen fijne ervaring mee en daarbij voelt hij zich er niet prettig bij om bekenden tegen te komen. 
Persoon H. wil graag van zijn gokverslaving af. Hij gelooft dat dit het beste gaat als je een goede hulpverlener hebt die jou je eigen pad laat bewandelen. Je moet het tenslotte toch zelf doen. Zelf heeft hij al een aantal stappen in de goede richting gezet. Zo heeft hij bijvoorbeeld een woning en wordt hij ondersteund in het zelfstandig wonen. Zelf zegt hij dat hij het fijn vindt dat hij iemand heeft om mee te praten. “Anders wordt mijn hoofd zo vol, ik moet af en toe even iets kwijt en dan kan ik weer verder”, aldus persoon H. Eén keer per twee weken heeft hij een gesprek bij Mondriaan. Hier is hij erg mee geholpen. Daar wordt hem bijvoorbeeld uitgelegd hoe hij op een andere manier invulling kan geven aan de dag in plaats van gokken. Verder wil persoon H. graag zijn verhaal kwijt kunnen aan zijn omgeving en vindt hij het dus fijn dat er naar hem geluisterd wordt. Eerst wilde hij letterlijk weglopen voor zijn probleem door naar Luxemburg te gaan. In dit land is het namelijk verboden om te gokken. Toch heeft persoon H. dit niet gedaan. Hij werd zich er namelijk bewust van dat wanneer hij niet de mogelijkheid zou hebben om te gokken, hij waarschijnlijk iets anders zou zoeken om verslaafd aan te raken. Daarom heeft hij er toch voor gekozen om zijn probleem onder ogen te zien en te proberen om er op zijn eigen manier van af te komen. Hij heeft geleerd dat je met wilskracht ver kan komen en hij is nu dan ook hard bezig om zijn doel te bereiken. Doordat hij schulden heeft, krijgt hij maar weinig leefgeld. Dit vindt hij eigenlijk niet erg want zo kan hij dit ook niet uitgeven aan het gokken. Zijn leven heeft meer structuur gekregen doordat hij begeleid woont en dagbesteding heeft. Verder doet hij zelf boodschappen. Het geld dat hij overhoudt probeert hij te sparen. Hij zou namelijk graag eigen meubels of een nieuwe tv willen kopen.  Op de vraag wat hem nou typeert, antwoordt hij: “Deze vraag vindt ik lastig om te beantwoorden, maar volgens mij ben ik goed in met mijn handen werken, ben ik behulpzaam en vertel ik graag mijn verhaal. Vroeger durfde ik geen ‘nee’ te zeggen, ik was erg beïnvloedbaar en vertrouwde mensen te snel. Veel van die mensen hadden geen goede bedoelingen. Nu kan ik beter mijn grenzen aangeven.” (persoonlijke communicatie, 22 mei 2014).



Wim Kieft





Wim Kieft was 20 mei bij de wereld draait door. Hier vertelt hij over de biografie die hij geschreven heeft. Hier vertelt hij over zijn leven als voetballer, maar ook over zijn strijd tegen zijn cocaïneverslaving waar in eerste instantie bijna niemand vanaf wist.
Zijn boek heeft: Kieft.


Samenvatting

Bijna twintig jaar lang droeg voetballer Wim Kieft een groot geheim met zich mee. Dat is nu voorbij.
Aan Michel van Egmond, auteur van de mega-bestseller Gijp, vertelde hij zijn onwaarschijnlijke verhaal.
Kieft is het verslag van een bittere strijd tegen zijn verslaving. Tegen de demonen in zijn hoofd. Maar het is ook een hoopvol relaas over de voorzichtige wederopstanding van een veerkrachtig mens.
Het is een boek vol zelfspot en trots. Triest en soms grappig tegelijk. Het gaat over Ajax, PSV, Oranje en uiteraard over die gedenkwaardige kopbal tegen Ierland in 1988. Maar het gaat ook over schuld en schaamte, over eenzaamheid en angst, over de druk, over het eeuwige onvermogen om te genieten van succes. En over de dagelijkse strijd die hij voert om clean te blijven.
‘Ik ben blij dat ik weer leef,’ zegt hij op een van de laatste bladzijden van dit openhartige boek. ‘Écht leef.’
Want boven alles is Kieft een boek over hoop.

Wim Kieft (1962) speelde 42 keer voor Oranje. Hij werd Europees kampioen in 1988, won de Europa Cup I, werd zes keer landskampioen, vier keer bekerwinnaar en ontving al op 19-jarige leeftijd de Gouden Schoen.
Michel van Egmond (1968) is journalist bij Voetbal International en schrijver van sportboeken. Voor Gijp, de biografische schets van het leven van René van der Gijp, won hij in 2013 de NS Publieksprijs. Er zijn van Gijp bijna 350.000 exemplaren verkocht. (bol.com, 2014)

dinsdag 20 mei 2014

Documentaire code rood

De documentaire gaat over een man van 47 jaar. Hij heeft een goede baan als journalist. Hij heeft een vrouw en een zoon van 19 jaar en zijn vrouw heeft een eigen bedrijf. Op het eerste gezicht lijkt het een hele normale familie waar niks aan de hand is en die gewoon hun leven lijden. De man heeft alleen al 30 jaar een alcoholprobleem. Als hij zo door blijft gaan kan hij zich dooddrinken, hij heeft zelf niet door dat het zo erg is. Hij drinkt vooral om zich te ontspannen en drinkt alleen ’s avonds. Hij had niet het idee dat zijn omgeving er iets van merkt. Ze hebben hem zelden met te veel alcohol gezien. Ze zien alleen als hij begint met drinken, maar als hij over de grens is, dan is hij meestal thuis en ziet niemand het. Alleen zijn vrouw ziet het. Zij moet dan ook voor hem zorgen, want zij maakt altijd de zichtbare grens mee. Ze vindt het een ongezonde relatie, want het enige wat ze nu bij elkaar houdt is de alcohol. Zijn vrouw houdt van hem, maar niet van de alcoholist. Daarom heeft zij hem naar de kliniek gestuurd.
Vanaf het begin van intakegesprekken etc. Begint hij zich al steeds meer te beseffen dat ’t zijn lichaam veel heeft aangedaan. Hij gaat naar Thailand om buiten zijn omgeving op te knappen. In die kliniek zitten ook bekende Nederlanders of bekende politica. Die willen absoluut niet op de film willen. Anders kan het misschien bekend worden en het de wereld ingaan dat ze daar zitten. Dit laatste laat zien dat het beeld van de maatschappij veel met hen doet. Ze willen niet gezien worden, dus ze denken dat, als de wereld te weten komt dat ze een verslaving hebben, hun imago een stuk omlaag gaat, omdat het beeld dat er van verslaafde is negatief is, volgens hen.

Toen de man in de kliniek aankwam, werd zijn koffer onderzocht en werden er regels voor laptopgebruik en roken opgesteld. Na verschillende Yogasessies komt hij erachter dat hij een aantal dingen in zijn gezin en verdere omgeving flink verpest heeft door zijn alcoholgebruik. Hij besefte nooit wat hij deed en had niet door wat hij andere met zijn probleem aandeed. Hij zei in de film ook, ‘Ik dacht dat ik alleen ‘s avonds bezig was met mijn verslaving, maar eigenlijk was ik er de hele dag mee bezig, want ik leefde ernaartoe. Op het werk was ik alleen nog maar bezig met, vanavond kan ik weer drinken.’ had oogkleppen op. Hij had dus ook in eerste instantie niet door dat hij een probleem had en wat die probleem voor invloed had. hij begint dit gaande weg steeds meer te beseffen en na een maand verlenging van verblijf, mag hij dan weer naar huis. Thuis moet hij ook blijven gaan naar nabehandeling om een terugval te voorkomen.

Het beeld van de moeder over verslaving is slecht. Ze zei al, ik ben verliefd om Peter en niet op de alcoholist. Ze vindt dus dat de verslaving hem een hele andere persoon heeft gemaakt.


Peter had in eerste instantie niet door dat hij een verslaving had en de omgeving had er ook nooit iets over gezegd. Hij had ook niet door wat hij met de verslaving zijn vrouw en zijn kind aandeed. Het beeld dat andere over hem hadden, dronk bij hem niet echt door. Dat kwam later pas toen hij in de kliniek was en na yogalessen besefte wat hij zijn familie allemaal aan had gedaan. Dat raakt hem wel heel erg.

Vanuit de praktijk

De verantwoording vanuit de praktijk is te vinden onder het kopje 'draaiboek manifestatie'.

Vanuit de theorie

De verantwoording vanuit de theorie is te vinden onder het kopje 'draaiboek manifestatie'

Ervaring in de praktijk 3

Ervaring in de praktijk 2

Dit is mijn ervaring mensen met een drugs- en/ of alcohol verslaving in een Zorgpension.

Ervaring in de praktijk 1

Interview met persoon H.

HR 19 Organisatiekunde 1


De groepering organiseert zich naar buiten door middel van anonieme meetings en praatgroepen maar ook door opvanghuizen presenteren zij een beeld van zichzelf naar buiten. Het beeld dat men krijgt van personen met een verslaving in een praatgroep is vaker dat ze hulp nodig hebben. Het beeld dat instellingen die werken met de doelgroep uitstralen is echter juist het tegenovergestelde, zij benadrukken juist dat ze kijken naar de kwaliteiten van de personen aangezien ze wel degelijk veel zelf kunnen. De instellingen die met personen met een verslaving werken willen het beeld van verslaafden in de samenleving juist zo accuraat mogelijk krijgen en niet volledig beïnvloed door stereotypen. De personen met een verslaving zelf maakt het vaak niets uit wat men van hen vindt.

HR 18 Ethiek en diversiteit 2


Op welke gebieden heeft de groepering verslaving absoluut erkenning nodig?

Er zijn veel soorten verslavingen. Als men aan verslaving denkt komt meestal alcohol en drugsverslaving als eerste aan bod. Maar er zijn meerdere verslavingen. Denk bijvoorbeeld aan gok verslaving. In een interview met een persoon met een gok verslaving (link interview) is naar voren gekomen dat er minder aandacht besteed wordt aan die verslaving. In de media hoor je meestal weinig van gokverslaving. Er zijn ook andere soorten verslaving waar je niet zo snel aan denkt. Denk bijvoorbeeld aan een eet verslaving.
Tijdens interviews is ons opgevallen dat de erkenning voor die ‘mindere verslavingen’ anders is dan die van een drugs- en of alcohol verslaving. Dat zou kunnen komen omdat de overheid en de gemeente daar meer aandacht aan besteed. Ook kan dat komen door het beeld dat men heeft van een verslaving. Door informatie te verstrekken of ervaringsdeskundige in te zetten door middel van voorlichtingen of bijeenkomsten kunnen andere verslavingen ook aan het licht komen.
Gelijkwaardigheid van verslavingen is naar onze mening belangrijk. Een gokverslaving kan even ernstige gevolgen hebben als een drugsverslaving. Die erkenning moet vanuit de maatschappij komen. Het beeld van de maatschappij heeft invloed op wat als een verslaving erkend wordt, dit komt door bepaalde opvattingen die in de maatschappij heersen gedrag (Wijsman, 2008).