Terugblik/vooruitblik



A) Wat hebben we van de groepering geleerd?

Huidige beeldvorming van de maatschappij over mensen met een verslaving

De maatschappij heeft over het algemeen problemen met verslaafden. Er kleeft een negatief beeld, een stigma, aan het begrip verslaving. Dat beeld wordt bepaald door de ideeën die leven over drugs- en alcoholverslaafden. Drugs roepen het beeld van een afgetakelde, verslaafde junkie die mensen van hun geld berooft of zich prostitueert om zijn dealer te kunnen betalen. In de publieke opinie heerst de mening dat als iemand verslaafd is er niets meer aan te doen is. Eens verslaafd altijd verslaafd. Het is duidelijk dat het negatieve beeld van de verslaafde bepaald wordt door wat men denkt te weten van harddrugsverslaafden (‘Raad voor de Volksgezondheid en Zorg’, 1991). Dat heeft te maken met opvattingen die leven in de samenleving. Mensen delen met elkaar bepaalde ideeën, informatie of kennis over een bepaald object of gedrag (Wijsman, 2008). Uit onderzoek in het blad World Psychiatry is gebleken dat meer dan tweederde van de ondervraagden het eens zijn met de stellingen: “drugsverslaafden zijn gevaarlijk voor anderen”, “drugsverslaafden zijn onvoorspelbaar”, “met drugsverslaafden is het moeilijk om te praten” en “drugsverslaafden zijn verantwoordelijk voor hun eigen toestand” (Bos & Kersaan, 2013). Het gedrag dat veel verslaafden vertonen wordt door de omgeving als onaangenaam ervaren (Noorlander, 2009).

Over elke groep in onze samenleving hebben we wel een algemeen idee over hun eigenschappen. Die ideeën noemen we ook wel stereotyperingen. Uit onderzoek is gebleken dat hoe we die stereotypen gebruiken, afhankelijk is van het doel dat we hebben. Willen we ons vooral beter voelen over onszelf, dan gebruiken we stereotypen op een negatieve manier. Maar willen we de ander begrijpen, dan nemen we positieve en negatieve stereotypen bij elkaar om gaten in de informatie die we hebben op te vullen (Van den Bosch, 2007, alinea.1).

Onze beeldvorming over de doelgroep

Voordat we gesproken hadden met iemand uit de doelgroep hadden we allemaal wel een bepaald beeld van mensen met een verslaving. Bij de een kwamen de vooroordelen iets sterker naar voren dan bij de ander, maar over het algemeen was het beeld dat we hadden niet echt positief. Het eerste waar we aan dachten bij het woord “verslaving” waren alcohol en drugs.
Na het contact met de doelgroep is beeld veel positiever geworden. We hebben gemerkt dat je niet iedereen over één kam kunt scheren en dat er veel meer verslavingen zijn dan alleen alcohol en drugs. Ook kun je aan de buitenkant niet altijd zien of iemand verslaafd is of niet. Zo had onze tutor namelijk iemand uitgenodigd om tijdens het OT over zijn gokverslaving te komen vertellen. Hier wordt over het algemeen minder over gesproken, dan bijvoorbeeld over een drugsverslaving


Beeldvorming van de doelgroep zelf

Eén van de informanten vertelde dat hij het wel begreep dat mensen “bang” zijn voor mensen met een drugsverslaving. Er zijn namelijk ook mensen die stelen en hierdoor bijvoorbeeld een slechte indruk maken, maar niet iedereen is zo.
Verder was er ook een informant die zei dat het hem helemaal niet boeide hoe mensen over hem dachten. “Ieder zijn ding.” (Persoonlijke communicatie, 16 april, 2014).



B) Zelfbeoordeling

Voor de theorie benodigd om tijdens de manifestatie met een goed verhaal te komen hebben wij verschillende bronnen gebruikt. Zo hebben wij bijvoorbeeld gebruikgemaakt van de theorie die ons werd aangeboden in hoorcolleges en werkcolleges. Ook door een interview op te stellen voor onze eerste taaktoets hebben wij geleerd hoe we bepaalde vragen kunnen stellen en ook hoe we deze vragen moeten onderbouwen met gezaghebbende bronnen. Door ons op deze manier in de theorie over verslavingen te verdiepen kunnen wij zeggen dat we voldoende zijn voorbereid voor de manifestatie.

Ook op praktijkniveau hebben wij ons goed georiënteerd, onder meer door ieder een interview te houden met een persoon die een verslaving heeft of heeft gehad en een persoon met een verslaving die hier in de groep iets over kwam vertellen. Ook loopt een van onze groepsleden stage bij een instelling die gespecialiseerd is op mensen met een verslaving. Dankzij de ervaringen van deze groepsgenoot hebben wij ook een indruk gekregen van hoe mensen met een verslaving de beeldvorming op “verslaafden” ervaren.

Verder hebben wij ons nog verdiept in documentaires, televisieprogramma’s en artikelen op internet over verslaving en dan vooral de beeldvorming die men heeft bij het woord “verslaafde”.



C) Vooruitblik op manifestatie

Wat is nu belangrijk ten aanzien van de manifestatie? Wat moet er over de groepering naar voren komen tijdens de manifestatie? En kunnen jullie hierin een koppeling leggen naar wat er gevraagd wordt vanuit de beoordelingscriteria?

Uit al onze bevindingen, kunnen wij halen dat het belangrijk is dat we onze doelgroep zo neerzetten als een uniek mens, zoals iedereen, en dat de stereotype die er zijn over het uiterlijk van een verslaafde niet kloppen. Zij zijn ook mensen die een goede baan kunnen hebben, een gezin en leuke hobby’s. Mensen die een verslaving hebben zijn een uniek individu, er moet gekeken worden naar de kwaliteiten en mogelijkheden van de persoon en de verslaving daar niet over laten heersen dat deze kwaliteiten onzichtbaar worden (halo-effect). Dat ook zij heel goed kunnen functioneren en dat er niks met ze mis is.

Wij willen tijdens de manifestatie een soort onderzoekje doen, waarmee we de mensen confronteren met hun eigen vooroordelen. Door twee foto’s te laten zien van twee personen, daarbij vragen we aan hen, wie heeft er volgens u een verslaving. Op het antwoord dat we geven, vragen we door. Waarom geeft u dit antwoord en wat als ik nu zeg dat de ander de verslaving geeft, wat vindt u daar dan van? Aan welke verslaving dacht je toen ik verslaving zei? Wat was het eerste dat in je op kwam toen ik verslaving zei?

Verdere ideeën die we hadden voor de manifestatie was dat we wel graag iets van drama erin wilde gebruiken, omdat dat nu het agogische vak is dat we deze periode hebben. Door bijvoorbeeld poppenspel te doen en een situatie nabootsen waarbij stereotypen erg naar voren komen. We hadden het idee om twee kijkdozen te maken. Kijkdoos 1 stelt een doos voor waar alle ogen op jou gericht zijn en een kijkdoos waar iedereen gewoon om zich heen kijkt en niet om jou let.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten